woensdag, februari 01, 2006

interview met Paul Mennes voor BO magazine

Niet gepubliceerd. De Pol vond het anders wel ok!

Die hard fans van Paul Mennes hebben reden tot juichen: zijn vijfde boek Kamermuziek is er en valt samen met elf jaar schrijverschap. Zelf had hij er nooit aan gedacht om schrijver te worden: een verjaardagscadeau aan een vriend levert hem een niet onbelangrijke rol op in het literaire circuit. In plaats van een klassieke verjaardagstaart met kaarsjes cadeau te doen, schreef Mennes een verhaal. Een vriend dringt erop aan om een deel van het verhaal in te sturen. In een mum van tijd heeft Mennes een contract op zak bij de uitgeverij Van Nijgh & Ditmar. Tox ontvangt de debuutprijs in 1994. Zijn eerste boeken Tox, Soap en Web worden vaak in één adem genoemd (en verschijnen daarom ook samen in de bundel Toast) omdat ze perfect de tijdsgeest van de nineties uitademen: het gebrek aan communicatie, het niet kunnen maken van keuzes door het overaanbod, kortom: eenzaamheid in een zappende wereld. Terwijl ik deze informatie in mijn hoofd overloop, moet ik bruusk remmen: ik wist niet dat de meester in de cultuur van het samplen zo dicht in mijn buurt woonde...Paul opent de deur van een oud herenhuis en leidt me naar de eerste verdieping. Mijn oog valt onmiddellijk op de foto van de space shuttle van Panamarenko. Paul zou geen schrijver zijn moest hij me niet onmiddellijk met een taalkundig raadseltje opzadelen: ‘zie je de fout in de tekst?’ vraagt hij. Ik bestudeer het onderschrift, een beetje te traag want Pauls’ vinger wijst naar het woord ‘grote’. Het adjectief moet een substantief zijn: ‘grootte’. Als Panamarenko dit zelf geschreven heeft, zat hij waarschijnlijk met zijn hoofd in de wolken, bedenk ik. Een jazzy wijsje van Arvo Pärt vult de L-vormige living. ‘Dat heb ik wel nodig, na al die beats van het afgelopen weekend. Ik was deejay van dienst op het Kunstenfestival des Arts. Dat ging er nogal stevig aan toe.’ Alsof hij aan me ziet dat ik een coladrinker van de zuivere soort ben, verontschuldigt hij zich voor de Cola light: ‘Op die manier doe ik toch iets aan mijn lijn.’ Gezeten in een Starckstoel vuur ik mijn vragen af. Wanneer ik een opmerking maak over hoe comfortabel ze wel zitten, weet Paul me te vertellen dat ze nog hét gespreksonderwerp waren in het stuk Lits Jumeaux van Peter Perceval, waar Paul de vertaling voor schreef.
Om terug te blikken op elf jaar schrijverscarrière. Herinner je je de receptie van je eerste boek? Die was in wezen hetzelfde als alle andere recepties, vijftig procent zeer positief en vijftig procent zeer negatief en ik denk dat het zo hoort. Het rare beeld dat mensen soms hebben, dat alles wat ik doe automatisch goede kritiek krijgt en dat is tot mijn grote spijt niet waar.
Men omschrijft je stijl als ‘sampling’?Ah, dat is een onderdeel ervan. Dat werd specifiek in de eerste drie boeken gebruikt. Die moesten ook een trilogie vormen. Het is eigenlijk alchemie. Er zijn een aantal redenen waarom ik dat op dat moment wou doen. Ten eerste wou ik een bastaardkindje kweken. ik wou een straathond maken met aan de ene kant het genetische materiaal van de letteren, langs de andere kant het genetische materiaal van de popcultuur. De bedoeling was als jij moet kiezen tussen een biezonder fraaie koninginnepoedel met een stamboom van twee meter die drie jaar oud wordt en epilepsie heeft omdat hij gewoon een produkt is van inteelt of een vinnige straathond, waar kies jij dan voor? Ten tweede was het voor mij de perfect logisch manier van werken, ik ben opgegroeid in de jaren tachtig waarin gevonden geluiden de absolute rigueur waren. Ten derde is het een soort “spelleke” dat je speelt met de lezer, ik wou boeken maken die perfect leesbaar waren zonder dat je begreep waar alle verwijzingen over gingen maar die een laag meer kregen als je wist waar de dingen vandaan komen, een soort kruiswoordraadsel. Het is een gevoel van humor. Je ziet het meer en meer in sitcoms, zoals de Simpsons. Die bulkt van de samples. Het heeft te maken met hoe de realiteit zich aan mij presenteert, gefragmenteerd, een versie van een versie.
Men noemt je de chroniqueur van een gedoemde, tv-kijkende, aan fastfood en drugsverslaafde en er vooral stevig op losconsumerende popcultuurgeneratie van de nineties. Wat mogen we in het nieuwe millenium verwachten van je boek Kamermuziek?
Wat ik eigenlijk doe is een soort chronologische ordening van mijn leven, het is niet dat die boeken 100 % autobiografisch zijn. Als je alle lagen fictie eraf haalt bij Soap, kan ik een beeld daaruit destilleren hoe mijn leven eruit zag rond mijn 20e. Kamermuziek is vaagweg gebaseerd op de periode dat ik een huis deelde met drie andere mensen. Ken je het spelletje Cluedo? Dat is één van de motieven waarmee ik werk: gebeurtenissen die zich telkens in een andere kamer afspelen. Ik ben wel op een bizarre manier mijn leven in kaart aan het brengen. Ik ben nu 36 jaar, ik heb niet de constitutie van een junk. Tox gaat niet in wezen niet over drugs, het gaat over jezelf verliezen, je grenzen opzoeken. Soap gaat het over jezelf verliezen in andere mensen.
Kom je nog wel eens in Mechelen, je geboorteplaats?Heel af en toe kom ik nog wel eens in Mechelen. Het ziet er allemaal clean uit. Ik zat wel graag in de cafés rond de Vismarkt. De Gouden Vis bijvoorbeeld, dat is een instituut. Wat me wel van het hart moet en daar was ik nogal door geschokt: na het optreden van Luc Van Acker was ik op zoek naar een nachtwinkel. Ze zeggen: ‘daar is er één’ en automatisch kwam daar de informatie achter: ‘ja maar dat wordt wel opengehouden door Marokkanen.’ Dat strookt niet met het beeld dat ik had van Mechelaars...

Het boek Kamermuziek is uitgegeven door Van Nijgh & Ditmar en kost 15.95 e

Geen opmerkingen: